01/75 | Voor wie toetsen we eigenlijk?

Dit artikel is op woensdag 28 februari 2024 verschenen op het platform LinkedIN.
Het maakt deel uit van een reeks van 75 artikelen over digitaal toetsen. Auteur: Allard Bijlsma.


Inleiding
In het Nederlandse toetswereldje is al jaren een ‘strijd’ gaande tussen docenten die minder of geen toetsen willen en leraren die juist een lans breken voor de inzet van goede toetsen. Probleem is dat bij ‘toetsen’ vaak alleen wordt gedacht dat die beoordelend zijn (summatief) of puur voor een cijfer worden afgenomen (eis van de school: zoveel cijfers per rapport). Er zijn scholen waar zelfs een vak als levensbeschouwing jaarlijks verplicht cijfers moet indienen voor elk rapport. In de praktijk is dat een zinloze discussie, want leerlingen worden de hele dag al getoetst en dat zal hun hele leven doorgaan. Een kleuter-’toets’ heeft tot doel leerlingen met bijvoorbeeld een vertraagde spraakontwikkeling tijdig te kunnen helpen. De werkboeken bij lesmethodes zijn ook al gewoon reeksen (verwerkings)toetsen en ook een Kahoot-testje is een (formatieve) toets. Ga je op voor je verkeerstheorie-examen, dat krijg je enkel een reeks toetsvragen te maken. Wil je naar de Pabo, dan maak je toelatingstoetsen voor meerdere vakken; ga je later ergens werken, dan krijg je een psychologische test of een kennistest te maken. Maar hoe staat de leerling hierin?

Welbevinden
Een leerling ervaart vooral stress, als er een overhoring, proefwerk of een toetsweek aankomt. Op de basisschool wordt regelmatig (door ouders) onnodige spanning opgebouwd richting de doorstroomtoets. In het hoger onderwijs worden toetsen steeds belangrijker, omdat ze minder worden aangeboden en er een ‘negatief studieadvies’ (bsa) bestaat. Stress leidt zonder uitzondering tot een gedragsverandering. Leerlingen trekken zich thuis terug op hun kamer of worden juist luidruchtiger. Er ontstaat steevast een conflict rond ’heb jij volgende week geen proefwerkweek, zou je niet eens …?’ Uitstelgedrag leidt ertoe dat deze spanning soms wekenlang wordt opgebouwd, totdat er allerlei conflicten en gedragsveranderingen ontstaan. Kinderen gaan bedplassen of vertonen zelfs agressief gedrag naar hun ouders toe. Je zou kunnen zeggen dat het welbevinden van leerlingen standaard afneemt, als er een proefwerkweek nadert. Toch laat onderzoek zien dat meer toetsen, het welbevinden van leerlingen juist doet verhogen. Dat zit hem dan vooral in wat je als een toets ziet en hoe je die gaat aanbieden. En daar is uitgebreid onderzoek naar gedaan. Een proefwerkweek hoeft helemaal geen niet gewilde spanningen op te roepen. Een beetje ‘wedstrijdspanning’ hoort echter gewoon bij het leven. Daar moet een school leerlingen gewoon mee leren omgaan.

Hoe het nu vaak werkt
In het onderwijs bepaalt de school of het bestuur hoe er met cijfers wordt omgegaan. Er wordt wel of niet becijferd, er zijn zoveel rapporten en die komen tot stand bij zoveel cijfers en dat van zoveel proefwerken of tussentijdse overhoringen, met daarbij horende vooraf bepaalde sleutels. Alleen de centrale eindexamens worden door de rijksoverheid ingeregeld. Er zijn scholen die alleen proefwerkweken kennen. In de tussenliggende periodes wordt dan soms helemaal niet getoetst voor een cijfer. Een leerling bouwt spanning op naar exact die week. Werkt de school met de mogelijkheid tussen de proefwerken door onverwachte overhoringen te geven, dan is de toetsspanning vrijwel elke dag en bij heel veel vakken aanwezig. Als je dan bedenkt dat we van vrijwel geen enkele in Nederland afgenomen toets weten hoe die toets is opgebouwd of wat de toets meet, dan kun je je inderdaad afvragen waarom je nog (zoveel) zou toetsen en al die spanning zal genereren. Als een docent geen vervelende vragen wil hebben bij leerlingenbesprekingen of ouderavonden, kan hij/zij toetscijfers natuurlijk aanpassen. Daar bestaat weinig tot geen controle op. Ook komt het voor dat volgens een vooraf bepaald beoordelingsformulier alle leerlingen in vier klassen een 4 of lager scoren, gewoon omdat het formulier dat zo heeft bepaald. Waarom zou je dan toetsen, als de cijfers misschien niet eens zoveel zeggen?Er zijn scholen waar leerlingen na de eerste toetsweek al beseffen dat het jaar voor hen al vrijwel verloren is. Hun gedrag zal hierdoor worden beïnvloed voor de rest van het jaar. Veel scholen kennen geen actief toetsbeleid en dan hangt het vaak van de mentor of gewoonweg ‘dashboarding’ af of problemen of zelfs misstanden hierbij tijdig aan het licht komen. Maar hoe kun je al opgebouwde die spanning nu (deels) wegnemen bij de leerling?

Waar toetsen juist kunnen helpen
Uit diverse onderzoeken blijkt dat de oplossing te vinden is in de inzet van zogenaamde formatieve toetsen. Dit zijn oefeningen met feedback, meestal puur voor de leerling en ze leveren geen (meetellend) cijfer op. Werk je op een school waar rapporten en cijfers gewoon moeten, dan zal je dat als team, sectie of docent dit zelf goed moeten gaan invullen. Het werkt eigenlijk heel simpel: tussen de proefwerk(wek)en door, bied je je leerlingen een reeks aan oefentoetsen aan. Je kunt die actief aanbieden, maar ze ook gewoon aan het begin van het jaar online zetten als achtervang. Na elke paragraaf of hoofdstuk kunnen leerlingen daarmee oefenen en checken of ze de nieuwe woordjes of begrippen beheersen en ook kunnen ze bij elk stukje leerstof kijken of ze dat begrepen hebben of kunnen toepassen. Het kunnen ook kennistoetsen zijn, die sec kijken of je de (nieuwe) informatie begrijpt.

Belangrijk is dat na elke vraag adequate feedback wordt gegeven en waar mogelijk een verwijzing naar meer leerstof of bronnen. Ook is het mooi als deze toetsen werken met hyperlinking, naar een woorden- of begrippenlijst. Begrippen zijn dan in de tekst van een kleur voorzien en zweef je daar met de muis boven, dan krijg je uitleg bij dat woord of een vertaling ervan. Leerlingen die hiermee werken kunnen zo zelf kijken hoe ze ervoor staan. Als het oefenen goed gaat, zakt de spanning weg en worden ze zekerder richting de echte overhoring. Leerlingen willen ook gewoon weten of ze goed aan het leren zijn en accepteren het als oefentoetsen niet goed gaan, omdat ze zelf ook wel weten of ze er voldoende tijd in steken. Sommige leerlingen gaan pas tegen het proefwerk aan oefenen, maar dan zelfs zakt de spanning weg naar het proefwerk zelf. Als docenten vervolgens op de achtergrond meekijken bij de resultaten van het oefenen, dan geeft hun dat de mogelijkheid leerlingen individueel aan te spreken of specifieke hulp te geven en komen misschien thuisproblemen zo aan het licht of ze kunnen bemerken dat bepaalde onderwerpen klassikaal minder goed gaan en daar dan nog eens wat extra aandacht aan besteden tijdens de les. Onderzoek uit 2021 aan de Southern Alberta Institute of Technology (SAIT) laat zien dat het welbevinden bij meer oefenen, met wel 60% toeneemt. Bedenk wat dat betekent net het gevoel van die leerlingen en de situatie thuis. Bijkomend onderzoekseffect is, dat ook is te zien dat bij meer oefenen de leerresultaten van die leerlingen toenemen. Dit heeft uiteraard ook weer een extra effect op het welbevinden van die leerlingen.

De vraag is dan: hoe kom ik aan die oefentoetsen?
Al dat oefenmateriaal kun je als docent niet zelf maken natuurlijk. In het kader van het project ‘Impuls Open Leermateriaal (IOL) (https://www.openleermateriaal.nl/) wordt op dit moment gewerkt aan de landelijke opbouw van reeksen diagnostische toetsen, kennistoetsen en vragenbanken per vak, waaruit gefilterd kan worden. Dit gebeurt vooral in samenwerking met vakverenigingen van vakdocenten in het voortgezet onderwijs. In komende artikelen ga ik hier uitgebreid aandacht aan besteden en zal ik laten zien wat er is en hoe je dat in je eigen toetsplatform kunt gaan inzetten. De eerste resultaten zijn te vinden via Wikiwijs Zoeken, voor docenten vrij toegankelijk via het eigen Entree-account.


Bronnen:

Welbevinden

Resultaten

Oefentoetsen

Figuur 1: Feedback na een vraag in een oefentoets kan een tip of aanwijzing bevatten of minimaal laten zien wat het juiste antwoord is (dit voorbeeld).

Figuur 2: Idealiter kun je als docent beschikken over een grote verzameling vragen en toetsen. Dit voorbeeld komt uit de NVON-verzameling voor biologiedocenten, bestaande uit 23.000 vragen in 41 vragenbanken en zo’n 2500 losse toetsen.